Om nog beter te worden in de toekomst, kijk je best regelmatig achteruit!
Elke deelnemer krijgt een wasknijper. Je benoemt een activiteit (of een onderdeel ervan) die je wil evalueren. De deelnemers zetten daarna de wasknijper op hun lichaam. Hoe hoger de wasknijper wordt geplaatst, hoe beter ze het vonden.
Elke deelnemer heeft een ballon. Je benoemt een activiteit (of een onderdeel ervan) die je wil evalueren. De deelnemers blazen erna hun ballon op. Een volledig opgeblazen ballon staat voor heel leuk, een platte ballon voor saai.
Op de grond worden 4 zones getekend met krijt of afgeplakt met tape. Elke zone staat voor een bepaalde score: + + / + / - / - -. Je benoemt een activiteit (of een onderdeel ervan) die je wil evalueren. De deelnemers kiezen erna een vak uit dat voor hen het beste past bij de evaluatie.
Iedere deelnemer maakt een vuist. Je benoemt een activiteit (of een onderdeel ervan) die je wil evalueren. Er wordt afgeteld en op tel 3 laat iedereen een aantal vingers zien. Hoe meer vingers, hoe beter de evaluatie.
Maak voor elk onderdeel (van de activiteit) dat je wil evalueren een thermometer. De deelnemers duiden op elke thermometer aan wat ze vonden van dat onderdeel. Hoe warmer, hoe beter de evaluatie.